Maar de opleidingen zijn geen trap, ze zijn een waaier, zoals minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Robbert Dijkgraaf zegt. Elke opleiding, of het nu gaat om een beroepsopleiding of wetenschappelijke opleiding, is van even grote maatschappelijke waarde. Met het hedendaagse ‘lager versus hoger’-denken misleiden we generaties studenten. We – ouders, politici, ja, zelfs docenten – prenten ze van jongs af aan al in dat beroepsonderwijs minder is dan wetenschappelijk onderwijs, ‘het hoogst haalbare’. De gehele samenleving schreeuwt om hoger, hoger, nóg hoger.
Maar deze types onderwijs, allemaal opzichzelfstaande onderdelen in die waaier, zijn zo verschillend dat ze nauwelijks met elkaar te vergelijken zijn. Ze herbergen zulke verschillende talenten. Als we studenten die goed zijn met hun handen, die weggelegd zijn om te floreren in een praktisch beroep, duwen naar een wetenschappelijke opleiding, een trefpunt van theoretische kennis, dan miskennen we hun talenten. Dan worden die verkeerd ingezet, met grote gevolgen, die zich nu al aandienen: een stijgende scheefgroei op de arbeidsmarkt, een gebrek aan vakmensen. Een gigantisch probleem voor de toekomst.
Als docent op een beroepsopleiding ligt hier voor jou een taak van levensbelang. Want waar de overheid deze scheefgroei op landelijk niveau moet gelijktrekken – bijvoorbeeld door ‘laag’ en ‘hoog’ en alles wat daaruit voortkomt uit het vocabulaire van mensen te weren en de lonen van vakmensen te verhogen – ben jij de belangrijkste schakel op microniveau: in de praktijk, voor de klas. Jij hebt namelijk goed zicht op de talenten van je studenten.
Daarom moet je niet alleen een vakidioot zijn. Nee, je moet ook een opvoeder zijn. Adem loopbaan en burgerschap: ga én blijf in gesprek met je studenten, over hun carrièreplannen, over hun kansen, over dat misleidende laag-hoogdenken, maar ook over de daadwerkelijke verschillen tussen beroeps- en wetenschappelijk onderwijs. Alleen zo komen ze erachter waar hun échte talenten liggen. Alleen zo kun je ze – uitzonderingen daargelaten, want sommige studenten passen ook daadwerkelijk beter in het wetenschappelijk onderwijs – adviseren om toch echt voor dat praktische beroep te kiezen.
Iedere keer dat een student zijn wens om ‘hogerop’ te komen met mij deelt, krijg ik de kans om hem ervan te overtuigen dat hij unieke talenten heeft. En dat die heel vaak liggen in die baan die hij aangeboden krijgt. ‘Jongen, die betere baan, die ligt voor het oprapen. Je bent daar echt goed in. En doorleren, dat kan altijd nog.’